Direct naar de content Direct naar de footer

Hoop doet leven (Hope springs eternal)

Op een droevige decemberdag zit ik aan een tafel met een vrouw van middelbare leeftijd. Het is een sombere, grauwe dag - zelfs de ramen huilen - en ik zit op een plek waar ik helemaal niet wil zijn.

Het afgelopen uur heeft de vrouw tegenover mij vooral het woord gevoerd. Elke keer als ik hier kom, vraagt ze vriendelijk hoe het met mij gaat en ik antwoord altijd even vriendelijk met een leugen terug. Het is geen slecht bedoelde leugen... ik wil gewoon zo snel mogelijk weg. Dat is alles. Na een tijdje staan we dan ook op en de vrouw met donkerbruine haren die tot haar schouders vallen, schudt mijn hand: "alvast de beste wensen voor 2018. Ik denk dat dit jouw jaar gaat worden."  "Ach, daar geloof ik niet meer in," antwoord ik enigszins gelaten. "Hoezo niet?" vraagt de vrouw zichtbaar verbaasd. "Omdat ik dat al een aantal jaren achter elkaar heb gehoopt en het liep telkens weer op een teleurstelling uit," antwoord ik zo beleefd mogelijk. Er valt een korte stilte en ze spreekt nog wat bemoedigende woorden voordat we afscheid nemen. Het is de laatste keer dat ik haar zie.

In de maanden hiervoor is mijn leven totaal anders verlopen dan verwacht. Zo ben ik niet aan de studie ergotherapie begonnen en ben ik gestopt met autorijlessen. Hiervoor zijn meerdere verklaringen, maar de voornaamste is dat ik mij al een hele tijd als een dode boom in een groene wei voel: het leven uit zich, maar nog altijd staande. Na enige tijd thuis te hebben gezeten, ben ik weer wat opgekrabbeld. Ik doe wat ik moet doen, maar momenten waarop ik écht plezier beleef zijn heel schaars. Het is alsof iemand een duister deken over mijn ziel heeft geworpen. Het grote geluk dat ik hierbij heb, is dat ik mensen om mij heen heb die mij onvoorwaardelijk steunen. Zij zijn de groene wei en de blauwe lucht vol van leven.

Wat deze periode in mijn leven vooral bemoeilijkt, is dat ik een nieuwe fase in ga. Er breekt een tijd vol onzekerheden aan. Zo moet ik de relatief veilige omgeving van mijn middelbare school verruilen voor een volledig onbekende plek met vreemde mensen: de Hogeschool Rotterdam. Daarbij kom ik in een gat genaamd vakantie terecht. Hierdoor ben ik een aantal weken thuis en doe ik vrij weinig, wat niet bevorderlijk is voor mijn gemoed. Het leidt ertoe dat ik veel stil zit en ga piekeren. Bovendien spelen de gevolgen van mijn niet-aangeboren hersenletsel een enorme rol. Ze zijn dan ook de voornaamste oorzaak van mijn tobben. Zo groeit de vermoeidheid sindsdien als een onkruid in mijn hoofd. Het is hardnekkig en terugkerend en het bestrijden voelt vaak als dweilen met de kraan open. Ja, hier geldt: voorkomen is beter dan genezen. En ik voorkom zelf geregeld om te voorkomen. Bijwijlen lijk ik wel mijn eigen folteraar wiens martelkamer zich in elke ‘’prikkelrijke’’ omgeving bevindt.

Ook vond ik het erg confronterend om te zien hoe de mensen in mijn naaste omgeving verdergingen in het leven en alles behaalde wat ik ook wilde behalen. Soms voelde het alsof iedereen om mij heen het pad des levens volgens de geijkte banen bewandelde. Terwijl ik ergens onderweg van het pad was afgeraakt en vervolgens verdwaalde in een diep, duister bos.

Achteraf gezien blijkt mijn ‘’redding’’ een telefoontje van mijn huidige werkgever te zijn. Voor mijn vakantie heb ik hier heel wat vrijdagen gewerkt en ook wat vakantiewerk gedaan. Tijdens dit gesprek geeft hij aan dat hij over mijn situatie heeft gehoord en hij biedt mij aan om voor onbepaalde tijd weer bij hem in dienst te komen. ‘’Er is hier genoeg te doen,’’ vertelt hij mij geruststellend. Wellicht wetende dat ik het vermoeden heb dat hij dit uit medelijden met mij doet. Ik geef aan dat ik nog een week voor mezelf nodig heb en dat ik mij die maandag erna weer bij hem op kantoor zal melden.

Hoewel de eerste weken moeilijk waren, begon ik mezelf langzaam iets beter te voelen. Het werk zorgde ervoor dat ik weer wat voldoening uit mijn dagen ging halen. Daarnaast kwamen de succesmomenten terug in mijn leven waardoor mijn zelfvertrouwen enigszins toenam. Maar het belangrijkste was dat ik elke dag weer sociaal contact en beweging had. Zo heb ik ervaren dat een kort praatje met een collega en dagelijkse beweging al voor een groot verschil kunnen zorgen. Wat dat betreft is het een geluk bij een ongeluk dat ik geen rijbewijs heb.

Enkele maanden verder, aan het eind van 2018, op een koude decemberavond, loop ik samen met iemand door de met kerstverlichting versierde straten van Breda en herhalen de woorden van mijn psycholoog zich in mijn hoofd: ‘’ik denk dat dit jouw jaar gaat worden,’’ hoor ik haar opnieuw zeggen. Ik glimlach, kijk naar de bloedmooie meid naast me en denk: verrekt… ze had nog gelijk ook…

Weer enige tijd later zie ik een Instagram-post van mijn favoriete band, U2. Op de foto is een dode boom te zien, waar bovenop nieuw leven groeit (zie foto). Het onderschrift luidt: ‘’hope springs eternal’’ (hoop ontspringt eeuwig). En ja, er is inderdaad nieuw leven in die dode boom in die groene wei. Of zoals dichter Mizuta Masahide het ooit zo mooi schreef: ‘’De schuur is afgebrand. Nu kan ik de maan zien.’’