Als het mogelijk is, wordt je kind al gezien door de revalidatiearts voordat eventuele operaties plaatsvinden. Dit zodat de revalidatiearts en de kinderorthopeed informatie uit kunnen wisselen over de individuele medische situatie en de opties die er qua protheses mogelijk zijn.
Vervolgens bekijkt de revalidatiearts in een gesprek samen met jou en je kind welke beperkingen er zijn en wat voor behandeling er nodig is. Per kind wordt er een persoonlijk behandelplan opgesteld. Daarin staat wat we willen bereiken. We werken bijvoorbeeld aan vaardigheden als lopen en zitten; maar ook adviseren we t.a.v. sporten, school en vrijetijdsbesteding. Daarnaast ondersteunen we het hele gezin.
Bij een beenverkorting
Bij een aangeboren beenverkorting is in het eerste levensjaar is nog geen prothese nodig. Meestal verloopt de motorische ontwikkeling ongestoord. Pas als je kind wil gaan staan, kan de eerste prothese worden aangemeten of kan een eventuele operatie plaatsvinden. Na het verstrekken van de eerste prothese geeft de fysiotherapeut jullie instructies over het opbouwen van gebruik van de prothese en hoe ze je kind helpen om ermee te leren lopen. Meestal is er op deze leeftijd geen intensieve therapie noodzakelijk. Wel zijn er frequente controles in verband met groei en ontwikkeling. Soms zijn er speciale hulpmiddelen nodig om het lopen te ondersteunen.
In de peuter/kleuterfase moet de prothese regelmatig worden gecheckt op pasvorm en slijtage. Maar ook op functionaliteit en vaardigheden zoals fietsen, klimmen, rennen. Soms is een periode training nodig of een aanpassing om dit te kunnen.
In de (basis)schoolfase kunnen er vragen ontstaan over (on)mogelijkheden in het dagelijks leven en over het omgaan met de beperking. Begeleiding door maatschappelijk werker of orthopedagoog wordt dan gestart. Daarnaast kan er sportadvies worden gegeven. De pasvorm en functionaliteit van de prothese vraagt steeds om regelmatige controles. Op deze leeftijd komt de cosmetiek ook steeds vaker ter sprake.
Bij een amputatie
Bij verworven amputaties (bijvoorbeeld na een ongeluk of als gevolg van een tumor) verloopt de revalidatie iets anders. Je kind moet opnieuw leren lopen, eerst met krukken, later met de prothese .Hoe snel dit gaat en hoe intensief de training moet zijn is afhankelijk van het herstel na de operatie. Maar ook van eventueel gelijktijdig verlopende oncologische behandeling. Daarom wordt bij het opstellen van het behandelplan goed gekeken of er (tijdelijke) hulpmiddelen nodig zijn of ondersteuning op school. Als de prothesetraining is afgerond blijft je kind onder regelmatige controle bij de revalidatiearts en de instrumentmaker.