Direct naar de content Direct naar de footer

Legpuzzel

Als ik de wachtkamer van Rijndam binnenkom, zie ik twee oudere Rotterdamse mannen. Eentje heeft een zuurstofslangetje in zijn neus en zit in een rolstoel. De ander staat – maar oogt motorisch niet erg stabiel – en drinkt yoghurt uit een knijpflesje. Ze voeren een geanimeerd gesprek over Feyenoord. Op de tafel ligt een grote legpuzzel van 1500 stukjes met veel groen en blauw. Mijn puzzelinstinct wil eigenlijk gelijk een stukje leggen, maar het voelt toch ongepast. 

Ondanks dat de puzzel hier open en bloot ligt, is hij wellicht wel van iemand. Als ik waterige cappuccino uit mijn kartonnen bekertje nip, vraag ik me af hoeveel tijd ik hier de komende periode door zal brengen. Twee tot drie dagdelen per week, werd eerder genoemd. Vijf dagdelen per week, stond in de folder die ik thuisgestuurd kreeg. Ik zie mezelf hier al hele dagen rondhangen, met als verzetje een stukje blauw in de gigantische lucht van de legpuzzel vinden. Daar moet ik toch echt even van slikken. 

https://www.rijndam.nl/assets/uploads/images/legpuzzel.jpg

“Mevrouw ...?” Ik kijk de vrouw glazig aan. Een seconde later dringt tot me door dat ze mijn naam zei. “Oh, dat ben ik!” zeg ik en graai snel mijn tas, jas en sjaal bij elkaar. Als ik achter haar aan loop mompel ik een soort verklaring voor het feit dat ik niet meteen reageerde. Straks denkt ze nog dat ik zoveel hersenletsel heb opgelopen dat ik mijn eigen naam vergeet. 

QuickScan: de revalidatiearts is – naar schatting – iets ouder dan ik, heeft een bos krullen, heel blauwe ogen, een sportief postuur en een vriendelijke blik. De kennismaking gaat ontzettend gemakkelijk. Als we erachter komen dat we dezelfde hobby’s hebben, we hebben zowaar allebei een kano, voelt het gesprek bijna vriendschappelijk. Ik merk aan alles dat deze dokter zich uitstekend heeft voorbereid; ze heeft het verslag van mijn neuropsychologisch onderzoek nauwkeurig gelezen, ze refereert aan een gesprek dat ze met mijn ergotherapeut over mij heeft gevoerd en ze is duidelijk op de hoogte van wat er tot nu toe is afgesproken. 

De spijker op de kop

Waar ik in veel van de voorgaande gesprekken met zorgverleners vooral alert was op het feit of ik alles wel duidelijk en uitvoerig genoeg vertelde – om een zo helder mogelijk beeld te geven van de situatie – kon ik me nu eindelijk een keer ontspannen. Ik had deze keer eens níet het gevoel dat ik de zorgverlener duidelijk moest maken dat er wel dégelijk iets niet optimaal functioneert in mijn koppie. Eindelijk leek iemand het meteen te begrijpen. Feilloos legde ze na een half uurtje kletsen de vinger op de zere plek: “ik denk dat jij moet leren omgaan met Mijke 2.0. Je moet haar leren kennen en met haar om leren gaan. En je moet leren accepteren dat je niet terug kan naar Mijke 1.0.” De Spijker Op De Kop. Of de spijkers ín mijn kop, in dit geval.  

Wat me zeer geruststelt, is dat ze aangeeft dat ze – op basis van het verslag – denkt dat ik met een uitgerust hoofd alles nog wel kan. Als de omstandigheden optimaal zijn. Ondanks dat ik deze tekst al vaker heb gehoord, komt het nu heel anders binnen. Voorheen wierpen dit soort uitspraken bij mij heel veel weerstand op; het gevoel me te moeten verdedigen. Niet omdat ik niet alles wíl kunnen, maar omdat het een soort paniek oproept: ik kan het alleen als álle voorwaarden optimaal zijn. En hoe creëer je een leven waarin alle voorwaarden continu optimaal zijn? Maar op de manier dat deze arts het zegt, voelt het meer als een bevestiging van het feit dat ik in de kern niet ben aangetast.  

Op de hoogste golf surfen

En dan komt de mooiste vraag, die op precies het juiste moment in mijn proces gesteld wordt: “Maar wil je op de hoogste golf surfen?” Ze is oprecht geïnteresseerd in mijn antwoord, wat mij doet realiseren dat dit blijkbaar, in haar ogen, een realistische optie is. “Wil je op de hoogste golf surfen? Vind je het dan nog leuk? Of kabbel je liever wat lager, zodat je meer energie overhoudt?” Ik heb vierendertig jaar op de hoogste golven gesurft. Altijd en overal zocht ik naar de mooiste golven, naar het grootste avontuur. Toen moest ik een half jaar van mijn plank stappen. Daarna ben ik weer opgestapt en peddelde ik voor mijn gevoel continu nét achter die hoogste golf aan. Hij was steeds binnen bereik, maar ik kwam er niet op. En maar peddelen, en maar peddelen. Na twee jaar was ik kapot. En nu zit hier een mede-kanoër tegenover me die mij eindelijk de juiste beeldspraak geeft waarmee ik aan mezelf toe kan geven: ja, ik mag gaan kabbelen. Ik hoef niet meer op die hoge golf. Ik kan het niet meer en ik wil het niet meer.   

Zo simpel kan het zijn. De puzzelstukjes vallen op hun plek. 

Ik zeg: strik eromheen en wegwezen. Mijn revalidatie zit erop. O nee, ik moet nog beginnen.