De vuile was
Mijn traject bij Rijndam Revalidatie loopt nu echt op z’n eind. Ik heb afgerond met de ergotherapeut – maatschappelijk werk is een tijdje terug al gestopt – en met de psycholoog heb ik nog maar twee gesprekken gepland staan. Deze week heeft mijn behandelteam hun laatste teamoverleg over mij gehad en kreeg ik daarvan de terugkoppeling van de revalidatiearts.
Het voelde als een rapportgesprek. Het oordeel van de juffen. Ik was daar niet bang voor, want al heel mijn leven zijn dat soort gesprekken positief geweest. Een beetje ondeugend zo hier en daar, wat kattenkwaad, maar vrij onschuldig, en mijn cijfers hebben er nooit onder geleden.
Dit keer voelde het anders. Mijn gedrag was uitstekend geweest; sociale interactie, inzet, motivatie, allemaal een dikke voldoende. Maar de cijfers, daar was ik deze keer niet zo tevreden over. Met name het vak “geheugen” bleek ik slechter te hebben gedaan dan ik dacht. Een rotgevoel, als je denkt dat je ergens toch zeker een zeven voor hebt gescoord, maar het blijkt een mager zesje te zijn. Of in dit geval eerder een vijf misschien, want het klonk niet als een voldoende.
Mijn zorgverleners waren in het overleg tot de conclusie gekomen dat ik vaak delen van gesprekken niet onthoud. Natuurlijk heb ik dat zelf ook wel door – als ik met iemand praat en die persoon refereert aan iets dat hij of zij een week daarvoor heeft verteld, heb ik regelmatig geen idee meer waar dat over ging. Daar heb ik zowel privé last van, als in mijn behandeltraject bij Rijndam. Maar ik dacht dat ik dat altijd wel goed kon verbloemen. Een beetje meepraten met wat die ander zegt, een grapje hier en daar, een tactisch gekozen vraag om meer helderheid over de situatie te krijgen. Helaas, bij deze professionals ben ik toch door de mand gevallen.
Hoe dan ook loopt het traject ten einde. Dit is wat het is. Op voorhand wist ik dat mijn cognitieve functies niet meer zouden verbeteren. Het doel was met name meer handvatten te krijgen hoe om te gaan met de verminderde mentale belastbaarheid. Die handvatten heb ik zeker gekregen en ook heb ik een grote stap gemaakt in berusting in de situatie. Kortom; we gaan echt afsluiten hier.
Het voelt alsof ik – na dit rapportgesprek – bijna op kamers ga. Kijk ik er naar uit om weg te gaan? Absoluut. Ga ik de veiligheid en de zorgen missen? Zeer zeker. Denk ik dat ik het ga redden op eigen benen? Ik denk het wel, maar ik weet het niet zeker.
Wat ik met name spannend vind, is dat ik bij Rijndam niet even mijn vuile was kan komen brengen of aan kan schuiven voor het avondeten als ik het zelf eventjes niet rooi. Überhaupt, waar ga ik mijn vuile was laten als ik klaar ben bij Rijndam? Af en toe moet ik die echt even buiten hangen. Ik moet kunnen vertellen over mijn gekke gedachtes, over de situaties waarin ik verzeild raak, kortsluitingsmomenten, waarbij ik rare acties onderneem, die ik eigenlijk voor iedereen probeer te verbloemen. Bij Rijndam kon ik die vuile was even buiten hangen.
Deze periode zijn mijn behandelteam en ik aan het kijken hoe we die nazorg vorm kunnen geven. Waar kan ik terecht als ik zelf het overzicht verlies of de ballen even niet meer hoog kan houden. Gelukkig word ik niet zomaar zonder pardon op straat gezet. Er wordt nagedacht over ambulante begeleiding, en ik zal nog aangemeld worden voor een cognitiegroep; een groep met zes tot acht lotgenoten, die allemaal op de een of andere wijze hersenletsel hebben opgelopen. Samen zullen we een programma krijgen waarin we worden voorgelicht over hersenletsel, én kunnen we met elkaar ervaringsverhalen, tips en tricks uitwisselen.
Ik kijk er naar uit, want in de drie jaren dat ik nu met hersenletsel te maken heb, heb ik nog niet eerder contact gehad met lotgenoten. Hoezeer mensen om je heen ook hun best doen om het te begrijpen, het is moeilijk om je echt begrepen te voelen. Mijn revalidatiearts vond het vooral ook goed voor me om alle informatie nog eens te horen. Als het goed is, is alle voorlichting al voorbijgekomen in mijn behandeltraject. Maar goed, daar heb ik dus de helft niet van onthouden.
Ik ben wat dat betreft helemaal aan boord: als ik van een vijfje op mijn rapport een acht kan maken, zet ik me daar graag voor in. Eén ding dat ze me hebben geprobeerd te leren (en wat ik heb onthouden) is de lat lager te leggen voor mezelf. Op sommige vlakken gaat dat echt een stuk beter, maar als het gaat om rapportcijfers, heb ik toch nog altijd het liefst een tien.