Van amputatie tot prothese
Je komt in aanmerking voor een prothese, hoe gaat het nu verder?
De revalidatie wordt gekenmerkt door acht verschillende fases, die we hieronder uitleggen.
1. Amputatiewond is genezen en stomp is stabiel in omvang
Een beenamputatie gaat gepaard met een relatief grote wond met veel hechtingen. Houd er daarom rekening mee dat het lang kan duren voordat de wond geheeld is. Zeker als er sprake is van diabetes, een verminderde doorbloeding van de vaten en/of een slechte algehele conditie. Een periode van 2 tot 3 maanden is niet uitzonderlijk. In deze periode treedt stompvorming en stompharding op.
2. Bepalen van prothese-receptuur
Een prothese bestaat uit verschillende onderdelen. In een overleg met de revalidatiearts, de instrumentmaker, de fysiotherapeut en jou als gebruiker, zal een voorstel worden gedaan voor de prothese onderdelen: de prothese-receptuur. Gezamenlijk zoeken we de prothese die het beste bij jouw situatie past. Welke onderdelen worden gekozen, hangt af van een aantal factoren. Van belang zijn:
- Het amputatieniveau;
- De kenmerken van de stomp;
- Het vroegere niveau van functioneren;
- Het verwachte niveau van functioneren met prothese;
- Welke activiteiten je met de prothese wilt uitoefenen, zoals vrije tijdsbesteding en bijzondere hobby’s;
- Jouw lichaamsgewicht.
Er bestaan verschillende systemen om de prothese aan de stomp te bevestigen. Omdat veel systemen uit losse onderdelen bestaan, zijn er achteraf nog wel aanpassingen te maken en kun je eventueel verschillende mogelijkheden uitproberen.
De prothese onderdelen worden vervolgens besteld en binnen een aantal weken geleverd.
3. Maat nemen van de prothese
Het aanmeten van de prothese kan op twee manieren. Of de instrumentmaker maakt een gipsafdruk van de stomp. Of de prothesekoker wordt direct over een liner (siliconen kous) en de stomp aangemeten. In het laatste geval kun je dezelfde dag starten met oefenen.
4. Vervaardiging van de prothese
Met behulp van de maten wordt de koker gemaakt en worden de benodigde onderdelen van de prothese besteld. De prothesekoker wordt van een hard materiaal (giethars) gemaakt. Aan de koker wordt een adapter verbonden, waaraan andere onderdelen van de prothese kunnen worden gekoppeld. Wanneer alle onderdelen zijn gemonteerd, kan de prothese gepast worden.
5. Passen en uitlijnen
Als je bij de prothesemaker komt om de prothese te passen, wordt als eerste de pasvorm gecontroleerd en indien nodig bijgewerkt. Als de pasvorm in orde is, kan je staan. Je kunt drukpunten voelen; het is belangrijk te laten weten wat je voelt en waar, zodat dit gecorrigeerd kan worden. Ook de lengte van de prothese wordt eventueel iets aangepast.
Daarna word je gevraagd in een loopbrug enkele stappen te lopen om je looppatroon te bekijken en de prothese uit te lijnen.
6. Oefenfase en controles
Zijn de drukpunten verholpen en is de prothese uitgelijnd, dan ga je met de fysiotherapeut en evt. de ergotherapeut oefenen met staan, lopen en bewegen met de prothese. Het dragen van de prothese moet geleidelijk worden opgebouwd door middel van een opbouwschema dat je fysiotherapeut voor je opstelt. Als eerste ga je samen met de fysiotherapeut het aan- en uittrekken van de prothese oefenen. De draagtijd van de prothese wordt opgebouwd.
Ook de stomp wordt goed gecontroleerd op drukplekken om wondjes te voorkomen. Sta- en looptraining start meestal in de loopbrug. Zodra dit goed gaat wordt dit verder uitgebreid door lopen met rollator of krukken. We werken toe naar het gebruik van de prothese in het dagelijks leven, zoals bij traplopen, lopen op verschillende ondergronden, iets oprapen, van en naar de grond, activiteiten in zelfverzorging, huishouden, hobby en werk.
Het is belangrijk dat de prothese goed past en optimaal functioneert. Houd er rekening mee dat het lopen met een prothese altijd meer energie kost dan toen je je eigen been nog had. Tijdens de revalidatie vinden er nog regelmatig controles plaats om te bepalen of er nog veranderingen nodig zijn aan de prothese.
7. Afwerkfase
Voldoen de prothesekoker en de andere onderdelen van de prothese en is de prothese goed uitgelijnd, dan wordt de prothese meestal nog extra versterkt. Tot slot kan de prothese cosmetisch worden afgewerkt door de instrumentmaker. Deze probeert de prothese te laten lijken op je andere been. Hier eindigt vaak de revalidatiebehandeling.
8. Nazorgfase
Wanneer de revalidatie is afgerond, blijf je onder controle van de revalidatiearts en instrumentmaker. De stomp kan veranderen, je medische situatie of je lichaamsgewicht, waardoor er gekeken moet worden naar de prothese. De prothese wordt ook gecontroleerd, omdat deze slijt en soms gerepareerd of vervangen moet worden.
Daarnaast kun je na je revalidatieperiode nog behoefte hebben aan advies, bijvoorbeeld over aanpassingen, hulpmiddelen of verwerking. De controles zijn dus om verschillende redenen belangrijk en zinvol.
Wij roepen je tenminste één keer per jaar op voor een afspraak. Als er tussentijds een probleem is met je prothese, kun je zelf contact opnemen met de instrumentmaker. Ga vooral niet zelf sleutelen aan de prothese.